Het Tibet van nu

Het Tibet van Nu
De douanier op het vliegveld in Lhasa onderzoekt ons streng en volgt met zijn vinger de grote rode stempels op het groepspermit, waarin vermeld staat dat we enkele weken een trekking door Tibet willen maken.
Bij de uitgang worden we verwelkomd door Lobsang, de Tibetaanse gids die ons een Boeddhistische Katha omhangt, een wit sjaaltje, met de waarschuwende woorden “Do not speak about politics, please”.
Ons hart klopt sneller nu de droom uitkomt. We zijn in het ‘verboden’ Tibet!

De weg naar Lhasa volgt een uitgestrekte kale vlakte langs de Tsangpo rivier. Enkel een verdwaald lijkende jak toont belangstelling voor de plots passerende fourwheeldrive. Maar het Kuifje in Tibet-beeld wordt verstoord als de grote, grijze betonnen flatgebouwen opdoemen. De Volksrepubliek bouwt aan het Tibet van de toekomst, althans de Chinese versie ervan.
Het Potala paleis van de Dalai Lama pronkt boven de stad tegen een strak blauwe hemel. Het is het ultieme statement dat we in Tibet zijn. Tijdens de wandelingen door het oude centrum worden we steeds hartelijk gegroet nadat we op het Tashideleh hebben geoefend, het Tibetaanse goedendag. Het straatbeeld wordt gedomineerd door reciterende Tibetanen maar ook door Chinese soldaten.

Al wandelend praten we erover hoe deze overmacht zich verhoudt tot mensen wiens enige wapen in de strijd een gebedsmolen of een wandelstok is.
Overal waar we kijken voltrekt zich de traditionele Kjangdja, mensen buigen voorover en zakken door de knieën waarbij ze languit op de grond liggen met de armen gestrekt naar voren. Als eerbetoon aan Boeddha. De drukte in de restaurants staat toe dat we anoniem kunnen discussiëren over de situatie in Tibet.
De man die ons eerder verbood om over politiek te praten, blijkt zelf een waterval. Hij houdt teveel van zijn land om geen melding te maken van de mensenrechten schendingen door de Chinezen. Het word ons duidelijk dat we voor hem de enige spreekbuis naar buiten zijn. De openheid van Lobsang is een noodkreet. Tibetanen zijn verplicht om zich zelf niet als Tibetaan te zien. “Who, who are they to tell me who I am”, verzucht Lobsang. Lobsang gaat tijdens de reis van Xiatse naar Gyantse steevast in de fout, zodat we zijn Tibet kunnen zien. Tibetanen ontmoeten op de manier waarop ze graag gezien willen worden, gastvrij en geïnteresseerd. “This is who we are”.
Met moeite werken we in de ‘verboden’ restaurants de jakboterthee, de Chapa’s en de pittige spinazie gelijkende groente naar binnen. Maar we zijn onder zijn mensen en voelen ons thuis.

Onze trekking vindt plaats op 5000 meter hoogte in het Chomolangma National Park. Het lichaam is het daar niet mee eens. Het beetje lucht waarop ons lichaam nog mag rekenen, is veruit onvoldoende om je lekker te voelen. Maar we worden beloond. Het decor van de Himalaya, de ontmoetingen met nomaden en vooral het doorkruisen van de vele kleine dorpjes maken het geheel tot een onvergetelijke ervaring. We zijn op pad met een kok, diens vrouw, twee chauffeurs en beschikken over tenten en een oude truck. Ons welzijn staat nadrukkelijk in hun ogen geschreven. Water, eten, sanitair. Het is er niet vanzelfsprekend. We voelen enkele weken met Tibetanen hoe het is om in deze overweldigende, maar grillige natuur te overleven. Alleen al de nachten in de tent zijn met min 15 erg koud. Het basiskamp van de Mount Everest is een letterlijk hoogtepunt. De berg is vanwege de Olympische spelen hermetisch afgesloten. “They are just afraid someone will place the Tibetan flag on top”. Het idee van die vlag spreekt ons aan. Zodra we dichter bij de moeder van Tibet komen, stijgt de adrenaline. We kijken bij de finish door de honderden mantravlaggen naar de majestueuze berg der bergen en hebben figuurlijk het gevoel het hoogst bereikbare bereikt te hebben. Graag waren we doorgelopen.
We overnachten in Rongbuk, het hoogst gelegen klooster op 5.450 meter. Binnen staat een potkachel waarin uitwerpselen van jaks gestookt worden. Om de kachel verzamelen zich Tibetanen en toeristen, voor een onvergetelijke dialoog met handen en voeten Engels. Onze trekking voert over hoge passen en langs de velden waar we steevast kunnen rekenen op belangstelling van nomaden. Ze hebben er geen idee van wat een toerist is. We kunnen erom lachen en zij lachen even hartelijk mee.

In het plaatsje Tingri is de tijd blijven stil staan. Op straat leven mensen en dieren, er wordt nog openlijk geürineerd. De kadavers van geiten en schapen hangen onder blauwe zeilen. Het is markt, zoals iedere dag.
In het innemende dorpsgezicht passen ook de vele zwerfkinderen. Kinderen in gescheurde kleding en zwart van de stof vragen ons het hemd van het lijf. Ze beginnen spontaan te zingen en doen handjeklap met ons. Door hun ogen zien we Tibet zoals het in werkelijkheid is. De vraag dringt zich op of de Mount Everest nog wel het hoogtepunt is van deze reis.
Lobsang heeft ons waar hij ons wilt hebben. Het afscheid valt zwaar.
In Zhangmu, op de grens van Nepal en Tibet zal de Friendship Bridge ons scheiden. Aan het eind van de brug, kijken we nog even achter ons, maar Lobsang is al weg. Terug naar zijn Tibet.
A. Kampermann
(Dit reisverslag is verschenen in Tibet.Nu Magazine ter gelegenheid van het bezoek van de Dalai Lama in Nederland 2009)
Delen: