Lokpala’s, de beschermgoden van de Tibetaanse tempels
Door Marieke Keurentjes – van den Brink
Wanneer ik aan een Tibetaanse tempel denk moet ik eigenlijk gelijk aan de boeddhistische godenwereld denken.
Die heeft op mij behoorlijke indruk gemaakt.
Vooral de kleurrijke muurschilderingen van de beschermgoden bij binnenkomst van een tempel.
Ze bevinden zich links en rechts van de toegangsdeuren van het heiligdom. Ze staan daar om het gebouw, dat in feite een micro-kosmische weergave van het universum is, van alle kanten te beschermen.
Het is hun taak om de tempel te beschermen en te voorkomen dat de kwade demonen de wereld van de tempel binnendringen en kwaad aanrichten. Ze worden Lokapala’s, hemelse koningen, genoemd en zijn de beschermers van de vier windrichtingen. Ze worden genoemd in de vroegste boeddhistische geschriften als deelnemend aan alle belangrijke gebeurtenissen in het leven van Boeddha.
Wie zijn deze beschermkoningen en wat is hun verhaal?
Vaishravana
Vaishravana is de leider van het viertal, hij bewaakt de ingang van het noorden. In Tibet wordt hij Namtöse genoemd. Hij heeft een dubbele rol, die van krijgerbeschermer en van Jambhala, de god van de rijkdom. In Tibet is hij sinds de veertiende eeuw een van de belangrijkste beschermers van de Gelugpa-orde. Er is een speciale ceremonie in Tibet waarbij Vaishravana om rijkdom wordt gesmeekt, wat Yanyung genoemd wordt. Als leider van de Lokapala’s zwoer hij, net als de andere, een eed van bescherming voor de Boeddha Sakyamuni. Hij verleent spirituele en materiële rijkdom aan beoefenaars van de Dharma.
Vaishravana is te herkennen aan zijn goudgele huid die refereert aan de kleur van de zon. Door zijn ronde gezicht met donkere wenkbrauwen, snor en baard, en uitpuilende ogen en heeft hij een strenge uitdrukking. Omdat zijn adem schadelijk is, houdt hij zijn mond goed gesloten. Hij gaat gekleed als een echte koning met weelderige zijden brokaten en rijkversierde laarzen. Meestal afgebeeld met een overwinning banier in zijn rechterhand, en Nakula, een mangoeste (soort marter) in zijn linkerhand. Nakula spuugt juwelen en dit dier staat voor geluk.
Virudhaka
Pak Kyepo genaamd in Tibet, is de beschermgod van het zuiden en de koning van de kumbhanda, misvormde geesten. Deze koning beschermde de moeder van Boeddha voordat de prins werd geboren. Tegenwoordig beschermt hij wezens die een deugdzaam leven geleid hebben van Yama, de heer van de dood, en gebruikt hij zijn kracht om alles af te weren wat de Dharma zou verstoren.
Ook Virudhaka is gekleed in weelderig, kleurig brokaat en heeft een blauwe kleur. Omdat zijn aanraking schadelijk is voor wezens draagt hij een zwaard om dit te voorkomen.
Dhritarashtra
Dit is de beschermgod van de oostelijke windstreek. Yulkhor Sung, in Tibet, is het hoofd van de Gandharvas, de muzikanten van de hemel. In een vorig leven waren hij en Virudhaka slangen. Ze hadden angst voor de garuda`s, grote vogelachtige wezens. Bij het horen van de leer van Boeddha vluchtten ze in de Dharma. Vanaf toen werden zij beschermd en leefden, vrij van angst, op het oppervlak van de oceaan.
Kenmerkend voor hem zijn; zijn witte huid en een vina, een soort gitaar die hij in zijn handen heeft. Ook hij gaat gekleed in veel brokaat zoals de andere Lokapala’s. De helm op zijn hoofd bedekt zijn oren. Elk geluid dat hij hoort, weerkaatst hij terug naar diegene die het geproduceerd heeft, om schade aan het gehoor te brengen. Om helemaal niets meer te horen bespeelt hij de vina zodat hij geen andere geluiden meer hoort.
Virupasha
Chenmizang in het Tibetaans, beschermt het westen. In een vorig leven was hij een garuda en had hij samen met Vaishravana twee slangen aangevallen die onbevreesd op het oppervlak van de oceaan leefden maar niet in staat waren om hen schade aan te brengen. De slangen legde uit dat ze hun toevlucht hadden gezocht in Boeddha en dat hun deugd hen beschermde. Toen zij dit hoorden zochten de twee garuda’s ook hun toevlucht.
Zijn huidskleur is rood en hij heeft grote ronde ogen, een bruine snor en baard. Zijn rechterhand houdt hij in zijn taille met daarin kronkelende slangen. In zijn linkerhand een stoepa. Zijn blik is schadelijk voor wezens, dus vermijdt hij ernaar te kijken door naar de stoepa te kijken.
Het kwaad van de toekomst
Zijn de Lokapala’s, de Tibetaanse beschermgoden, in de tempels van Tibet opgewassen tegen het kwaad wat zich wellicht al in de tempels bevindt en van binnenuit probeert om de Tibetaanse cultuur te vernietigen?
Een tijdje geleden las ik een artikel in het Boeddhistische Dagblad dat de trouw aan de Communistische Partij boven het aanbidden van de goden gaat voor miljoenen religieuze Chinezen.
Voor Tibetanen is dit juist omgekeerd en spelen de Boeddhistische goden juist een belangrijke rol in hun dagelijks leven. Volgens een rapport van de Communistische Partij spelen de Boeddhistische tempels daarom een sleutelrol in de stabiliteit van de Tibetaanse bevolking. Dat is de reden dat de religieuze leiders van de tempels in Tibet op moesten voor een examen over de kennis van de Chinese grondwet. In deze grondwet gaan de nationale wetten boven de religieuze wetten. De Chinezen proberen de Tibetaanse tempels dus van binnenuit hun communistische propaganda op te leggen.
Of dit in de toekomst ook zo gaat werken is nog maar de vraag. De tijd zal het leren, maar hopelijk overwinnen de beschermgoden de communistische propaganda.
Marieke Keurentjes – van den Brink